Discussie: Opzoek óf op zoek?
Los bericht bekijken
  #6  
Oud 29 december 2009, 01:06
Niet geregistreerd
Gast
 
Berichten: n/a
Standaard Re: opzoek óf op zoek...?

opzoeken: op·zoe·ken zocht -, h -gezocht 1 proberen te vinden 2 bezoeken: iem ~

zoeken:

1zoek bw niet te vinden; verloren, weg: mijn tas is ~
2zoek zn: op ~ gaan, zijn (gaan) zoeken
 zoe·ken zocht, h gezocht 1 proberen te vinden (wat verloren is): dat had ik achter hem niet gezocht daartoe had ik hem niet in staat geacht 2 proberen te krijgen: werk ~; ruzie ~; ergens niets te ~ hebben er niets te maken hebben

Je bent op zoek naar werk. Je bent opzoek naar werk. Het kan beide.
Ik zal de gegevens opzoeken.

Als je het verkeerd gebruikt kan er betekenis verschil ontstaan.
Met citaat reageren