Ik heb nu bijna het eerste jaar achter de rug van een deeltijd opleiding. Op mijn werk heb ik een administratieve functie. Om mijn opleiding af te kunnen ronden, dien ik de volgende competenties te hebben behaald:
1 Domein: klanten
1.1 Competentie: adviseren adviseren / presenteren / overtuigen/ debatteren (2 EC)
Indicatoren:
1.1.1 analyseren van een eenvoudige opdracht, en dit demonstreren m.b.v. luisteren, samenvatten en doorvragen
1.1.2 advies geven op basis van een globaal onderzoek
1.1.3 schriftelijk formuleren en mondeling toelichten van het advies
1.1.4 gespreksstijlen benoemen, toelichten en toepassen
1.1.5 demonstreren van een adviesgesprek, waarin de structuur en gespreksstijlen naar voren komen
1.1.6 alternatieve oplossingsrichtingen onderzoeken
1.1.7 de opdrachtgever mondeling en schriftelijk onderbouwd adviseren welke alternatieven de voorkeur hebben
1.2 Competentie: plannen opstellen time management /plannen (2 EC)
Indicatoren:
1.2.1 opstellen van plannen waarin een werkbare planning is opgenomen
1.2.2 opstellen van plannen waarin de verwachte tijdsduur gegeven wordt
1.2.3 opstellen van plannen waarin de probleemstelling en doelstelling helder gedefinieerd zijn
1.2.4 opstellen van plannen waarin onderlinge taak- en rolverdeling vastgesteld zijn
1.2.5 opstellen van plannen waarin taken optimaal verdeeld zijn
1.2.6 opstellen van plannen waarin relevante informatie logisch geordend is
1.2.7 opstellen van plannen waarin hoofd- en bijzaken onderscheiden zijn
1.2.8 benoemen van kwaliteitseisen van de uitvoering van het plan
1.2.9 vooronderzoek laten zien voor het plan van aanpak
1.2.10 formuleren van relevante vragen voor experts
1.2.11 expertise benutten en inzetten
1.2.12 structureren van gevonden informatie
1.2.13 vertalen van theoretische kennis naar praktische toepassing
1.2.14 analyseren en interpreteren van relevante informatie
1.2.15 doelgericht evalueren van het resultaat en de uitvoering van het plan
1.2.16 monitoren van de uitvoering van het plan
1.3 Competentie: relatiemanagement databasemanagement (access) (2 EC)
Indicatoren:
1.3.1 benoemen van principes van relationele databasemanagementsystemen
1.3.2 ontwerpen van databasetabellen waarin gegevens van klanten worden vastgelegd
1.3.3 relaties leggen tussen de tabellen zodat klantgegevens maar één maal worden vastgelegd
1.3.4 ontwerpen van formulieren zodat gegevens op eenvoudige wijze kunnen worden ingevoerd in de database
1.3.5 raadplegen, selecteren en aggregeren van gegevens uit de database tot managementinformatie
1.3.6 opstellen van rapporten voor managementinformatie
1.4 Competentie: customer service communicatieplanning (2 EC)
Indicatoren:
1.4.1 formuleren van het communicatiebeleid van een organisatie, bestaande uit het benoemen van de eisen waaraan een communicatiecampagne van een organisatie moet voldoen
1.4.2 formuleren van het communicatiebeleid van een organisatie, bestaande uit het vaststellen van de doelstellingen van communicatie aan de hand van de verschillende fasen van het aankoopproces.
1.4.3 formuleren van het communicatiebeleid van een organisatie, bestaande uit het beredeneren van de waarde van de verschillende componenten van de communicatiemix
1.4.4 formuleren van het communicatiebeleid van een organisatie, bestaande uit het beredeneren via welke (nieuwe) media de communicatie plaats dient te vinden
2 Domein: interne processen
2.1 Competentie: beleid- en organisatieontwerp: niet in professionaliseringslijn
2.2 Competentie: projectmanagement projectmatig werken/ vergaderen (3 EC)
Indicatoren:
2.2.1 opstellen en verantwoorden van een plan van aanpak
2.2.2 toepassen van SMART-formulering
2.2.3 benoemen fases van het project
2.2.4 laten zien in een tijdsplanning wat de tussenproducten zijn tot aan het eindproduct
2.2.5 beschrijven van de samenwerkingsafspraken
2.2.6 beschrijven van middelen en randvoorwaarden om een project te kunnen uitvoeren
2.2.7 analyseren en vastleggen van de kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren
2.2.8 uitvoeren project conform plan van aanpak
2.2.9 tussentijds evalueren van het project
2.2.10 eventueel aanpassen planning project
2.2.11 leveren van de gewenste producten aan de opdrachtgever
2.2.12 evalueren van het project
2.2.13 signaleren van fricties in eenvoudige processen
2.2.14 controleren van de voortgang van het eigen werk
2.2.15 demonstreren hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden in vergadering
2.2.16 demonstreren stellen van prioriteiten
2.2.17 demonstreren vergadertechnieken
2.2.18 beschrijven van de randvoorwaarden
2.2.19 demonstreren ‘helikopterview’ tijdens vergadering
2.3 Competentie: kwaliteit en controle: niet in professionaliseringslijn
3 Domein: mensen
3.1 Competentie: samenwerken samenwerken (2 EC)
Indicatoren:
3.1.1 bespreken en vastleggen wijze van informeren projectleden over doelstelling, werkwijze, takenpakket en planning
3.1.2 halen van de gestelde deadlines
3.1.3 nemen van initiatieven
3.1.4 demonstreren inbreng projectoverleg en taakuitvoering
3.1.5 demonstreren van de rol van voorzitter, notulist, communicator, archivaris en deelnemer
3.1.6 demonstreren, begeleiden en sturen van groepsprocessen in de rol van projectleider
3.1.7 demonstreren proactieve houding
3.1.8 demonstreren succesvol en effectief problemen aan te gaan
3.1.9 bespreekbaar maken van problemen
3.1.10 eigen inzet demonstreren in de diverse rollen, o.a. projectleider m.b.t. motiveren van groepsleden
3.1.11 demonstreren conflicthantering
3.2 Competentie: leiderschap leiding geven (2 EC)
Indicatoren:
3.2.1 demonstreren van aanspreken van teamleden op hun verantwoordelijkheid
3.2.2 geven van complimenten
3.2.3 taken evenwichtig verdelen en delegeren
3.2.4 vaststellen takenpakket van de teamleden en zo nodig bijsturen
3.2.5 gericht werken op win-win situatie
3.2.6 de voortgang bewaken van het proces zodat de resultaten binnen de gestelde termijn behaald worden en voldoen aan de kwaliteitseisen
3.2.7 voeren van planning- en voortgangsgesprekken
3.3 Competentie: schriftelijke communicatie rapportagetechniek (Nederlands) (3 EC)
Indicatoren:
3.3.1 een rapport verzorgd en overzichtelijk opmaken (lay-out)
3.3.2 stijl en woordkeuze afstemmen op doel en publiek
3.3.3 kernachtig en samenhangend formuleren
3.3.4 een rapport opstellen conform de gestelde richtlijnen, geschreven in correct Nederlands
3.3.5 correcte inleiding en samenvatting kunnen schrijven
3.3.6 geven van onderbouwde adviezen, logisch voortkomend uit de conclusies
3.3.7 een hoofdstuk een correcte opbouw geven met duidelijke inleiding
3.3.8 de essentie van een onderzoek helder weergeven in een rapport
3.3.9 schrijven van een correcte samenvatting van een rapport in het Nederlands en in het Engels
3.3 Competentie: mondelinge communicatie managementgesprekken/skills/presenteren Nederlands/Engels(2 EC)
Indicatoren:
3.3.10 hanteren van verschillende vraag- en luistertechnieken (actief luisteren, vragen stellen, doorvragen, samenvatten en focussen)
3.3.11 demonstreren van effectief communiceren in het Nederlands en in het Engels (business English)
3.3.12 gebruiken en demonstreren van effectieve verbale en non-verbale communicatie afgestemd op de doelgroep
3.3.13 vertalen en/of parafraseren van Engelse terminologie zoals die wordt toegepast bij zakelijke communicatie
3.3.14 demonstreren managementgesprek in Nederlandse en Engelse (business English) taal
3.3.15 overtuigend presenteren voor een groep
3.4 Competentie: conflicthantering conflicthantering (2 EC)
Indicatoren:
3.4.1 een conflictsituatie herkennen en analyseren
3.4.2 interventietechnieken toepassen en indien nodig extern hulp inroepen
3.4.3 de verschillende conflicthanteringstijlen benoemen en toepassen
3.4.4 benoemen van de fasen van een conflict
4 Domein: omgeving
4.1 Competentie: onderzoeken/methoden en technieken (SPSS)/marktonderzoek (6 EC)
Indicatoren:
4.1.1 verantwoorden van de onderzoeksopzet c.q. onderzoeksplan
4.1.2 demonstreren hoe een onderzoek wordt uitgevoerd
4.1.3 demonstreren van het gebruik van field- en deskresearch
4.1.4 motiveren van gekozen onderzoeksmethodiek (kwalitatief, kwantitatief) en vormen van gegevensverzameling (interview, enquête)
4.1.5 ontwerpen van een vragenlijst in relatie tot probleemstelling, gericht op de structuur
4.1.6 presenteren van onderzoeksresultaten in tabellen en grafieken
4.1.7 berekenen centrum- en spreidingsmaten en normale verdeling
4.1.8 indexeren van gegevens
4.1.9 toepassen eenvoudige regressie en correlatie
4.1.10 demonstreren van zelfstandig verrichten van een onderzoek op het gebied van management, economie en recht
4.1.11 demonstreren van het formuleren van een probleemstelling, deelvragen en onderzoeksmethode in een praktijksituatie
4.1.12 modelmatig onderzoeken
4.1.13 onderscheid maken tussen relevante en minder relevante gegevens
4.1.14 vaststellen van de databronnen (“waar haal ik de informatie vandaan?”)
4.1.15 toepassen betrouwbaarheidsinterval
4.1.16 toepassen significantietoetsen en chi-kwadraat
4.1.17 analyseren van onderzoeksresultaten (m.b.v. statistische software)
4.1.18 toepassen (on)afhankelijke verschiltoets toepassen
4.1.19 toepassen variantieanalyse
4.1.20 interpreteren van de uitkomsten van kwalitatief en kwantitatief onderzoek
4.2 Competentie: representeren: niet in professionaliseringslijn
4.3 Competentie: innoveren: niet in professionaliseringslijn
5 Domein: professionaliteit
5.1 Competentie: zelfmanagement reflecteren (2 EC)
Indicatoren:
5.1.1 beschrijven van zelfbeeld
5.1.2 de eigen sterke en zwakke kwaliteiten benoemen
5.1.3 actie ondernemen t.b.v. de eigen competentie-ontwikkeling
5.1.4 op basis van behaalde studieresultaten de eigen studievoortgang bewaken en bijstellen
5.1.5 de eigen studieactiviteiten plannen, deze planning volgen en waar nodig bijsturen
5.1.6 op basis van te ontwikkelen competenties leerdoelen formuleren
5.1.7 de eigen persoonlijke kwaliteiten inzetten
5.1.8 op basis van de persoonlijke kwaliteiten keuzes kunnen maken en deze kunnen verantwoorden
5.1.9 het effect van eigen handelen kunnen analyseren en verantwoorden
5.1.10 kansen voor loopbaanontwikkeling kunnen benoemen
5.2 Competentie: employability studie en beroep (2 EC)
Indicatoren:
5.2.1 zich oriënteren op studie en beroep, zowel binnen als buiten het curriculum
5.2.2 motivatiebrief en cv maken
5.2.3 leerstrategieën ontwikkelen om de eigen competentieontwikkeling te sturen en vaststellen of er sprake is van geschiktheid voor het beroepenveld
5.2.4 inzicht tonen in de eigen (studie)loopbaan
5.2.5 uitleggen wat eigen sterke en zwakke punten zijn
5.2.6 uitleggen wat eigen kansen en bedreigingen zijn
5.2.7 zich oriënteren op het vakgebied en de kennis hieruit toepassen voor de eigen ontwikkeling
5.2.8 sturing geven aan de eigen (studie)loopbaan
5.2.9 reflecteren op de ontwikkeling van de eigen competenties
Sowieso blijf ik worstelen met het begrip competentie en hoe je nou precies een portfolio op bouwt, vooral wanneer je in een functie zit die zich daar niet zo voor leent. Ik heb het gevoel dat ik meer hulp nodig heb hierbij, maar dat iedereen me een beetje laat zwemmen of de verkeerde klussen bedenkt om hieraan te kunnen voldoen. Heeft er iemand tips hoe ik verder te werk kan/moet gaan? Ik kom er niet uit en heb het gevoel in een kringetje rond te draaien en van het kastje naar de muur te gaan.
Voor mijn opleiding heb ik een drietal verslagen geschreven, maar het wordt mij niet helemaal duidelijk of ik deze ook kan gebruiken als bewijs. Wat is gebruikelijk?
Is het gebruikelijk dat je als je bijvoorbeeld voor de competentie klanten iets gaat doen, dat je alle aspecten meeneemt die onder het kopje klanten zijn opgenomen? En hoe bewijs je zoiets?
Als ik een SMART formulier moet invullen, dan krijg ik niet veel inspiratie wat ik daar dan op in moet vullen. Misschien ben ik erg vergeetachtig (of dom
?!), maar ik kan me niet zoveel briljante, zwaarwichtige acties van mijzelf herinneren waarover ik kan berichten.
Hoe gaan anderen in dit geval te werk?
Alvast bedankt voor de hulp!