Leerstijlen

Iedereen heeft een persoonlijke leerstijl, dat wil zeggen: een manier van omgaan met leerstof en leeractiviteiten. Er zijn bijvoorbeeld mensen die het fijn vinden om te leren door veel vragen te stellen. Anderen zijn echte doeners, zij willen het liefst meteen met iets aan de slag.

Is het nuttig om je leerstijl te kennen?

Veel mensen die deelnemen aan een test over leerstijlen, denken op dat moment voor het eerst over hun manier van leren. Het is niet zozeer belangrijk in welk hokje je wordt ingedeeld (doener, denker, enzovoort), maar het is bovendien nuttig dat je voortaan jezelf kunt observeren terwijl je leert ("Hee, nu ben ik echt alleen maar aan het rationaliseren. Misschien moet ik eens wat meer experimenteren, zoals mijn buurman Jeroen tijdens de workshop. Dat is dan ook een echte doener. Laat ik eens..."). Dan kun je variëren in je stijlen en haal je meer uit je opleiding of training.

De ene leerstijl is niet beter dan de andere. Wel leent de ene stijl zich beter voor de ene dan voor de andere leersituatie. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom sommige mensen niet op hun best zijn in een klassikale situatie, maar wel tot hun recht komen tijdens een practicum.

Twee bekende theorieën over leerstijlen

De leerstijlen van Kolb

De Learning Style Inventory (LSI), die ontwikkeld is door David Kolb, is een van de eerste en meest gebruikte modellen voor leerstijlen in het onderwijs en management. Deelnemers aan de test vullen lijsten in met statements zoals:

Marjolein Berings onderzoekt leerstijlen als promovendus aan de Universiteit van Tilburg: "Met name oudere mensen denken dat ze uitgeleerd zijn. Door na te denken over de vragenlijsten die ik ze laat invullen, komen ze er achter dat ze nog wel degelijk leren. Ze worden enthousiast en gaan meer energie steken in het leren van dingen. Dit nut kan het invullen van een vragenlijst dus hebben."

Ik leer het beste door:

Deelnemers moeten dan op een vierpuntsschaal opschrijven wat het meeste en het minste op hen van toepassing is. Deze vier voorkeuren komen volgens Kolb overeen met fasen in het leerproces, oftewel de leercirkel.

De leerstijlen die Kolb onderscheidt, zijn kwadranten in deze leercirkel. In de cirkel staan dus zowel de verschillende fasen in een leerproces, als de verschillende typen die iemand kan zijn.

  1. De bezinner kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
  2. De denker is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
  3. De beslisser plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
  4. De doener houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.

Leerstijlen en onderwijsmethodes

Leraren en trainers kunnen hun voordeel doen bij het begrijpen van de leerstijl van studenten. Ze kunnen de leerstof zo aanbieden dat de leerling of trainee er iets mee kan. Een beslisser wil vooral het praktische nut begrijpen van de leerstof die hij krijgt aangeboden. Een denker vraagt om intellectuele uitdagingen: wat is het verband van de leerstof met de kennis die hij al heeft? De doener wil graag in het diepe springen van een praktische opdracht en houdt van experimenteren in bijvoorbeeld rollenspellen. De bezinner hoort of ziet graag verschillende visies op een probleem.

Kolb is van mening dat onderwijs vaak te beperkt is in het gebruik van leermethoden. Hierdoor krijgen leerlingen alleen les volgens de stijl die past bij hun vakgebied of volgens de stijl die de docent het makkelijkst vindt. Hij vindt dat iedereen alle stijlen zou moeten beheersen.

De ILS van Vermunt

Ook de Inventaris van LeerStijlen (ILS) van Jan Vermunt kan gebruikt worden in een onderwijssituatie. Op welke manier maakt een leerling zich de leerstof eigen? Vermunt onderscheidt drie leerstijlen:

  • De reproductiegerichte stijl. De leerling die deze stijl gebruikt, houdt van ‘stampen’. Hij is gericht op het letterlijk reproduceren van de leerstof en houdt van toetsen.
  • De betekenisgerichte stijl. De leerling richt zijn aandacht vooral op de hoofdzaken van de te bestuderen stof. Hij onderzoekt de standpunten, ideeën en conclusies, legt verbanden en vormt ook zijn eigen mening. Hij leert vanuit persoonlijke interesse.
  • De toepassingsgerichte stijl.  De leerling richt zich vooral op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof. Hij wil weten of de leerstof relevant is voor de praktijk en heeft vooral behoefte aan concrete informatie en voorbeelden. Het leren is nu vooral beroepsgericht.

In het hbo wordt onder andere probleemgestuurd onderwijs gegeven. De betekenisgerichte leerstijl past goed bij deze vorm van onderwijs. Projectonderwijs gaat niet alleen om inzicht, maar ook om de oplossing van een probleem. Leerlingen met een toepassingsgerichte stijl van leren voelen zich hier als een vis in het water. De ‘ouderwetse’ reproductiegerichte leerstijl ('woordjes stampen') komt ook nog steeds van pas: theoretische toetsing (tentamens) is nog niet uitgestorven.

Leren op de werkvloer

Zonder dat ze het merken, leren mensen ook op de werkvloer. Als ze zich hiervan bewust worden, kunnen ze leren te kijken naar hun 'werkplekleerstijl' en deze veranderen en verbeteren. Hieraan wordt tegenwoordig meer aandacht besteed, zowel door personeelsafdelingen als door trainings- en opleidingsbureaus.

Waarin verschilt leren op de werkvloer van leren 'op school'?

  • De persoon die leert neemt zelf het initiatief, niet de leraar.
  • Het gebeurt vaak in samenwerking met collega's.
  • In sommige gevallen leert de persoon zonder dat hij zich ervan bewust is.

Het voordeel van leren op de werkvloer is dat je wat je leert onmiddellijk in de praktijk kunt brengen. Je hebt geen reden om het nut te betwijfelen van wat je leert – je past het immers ter plekke toe. Ook loop je minder risico dat je vergeet wat je geleerd hebt.

Een voorbeeld: Petra is hoofd-verpleegkundige. Ze wil proberen een beter leerklimaat te scheppen op de afdeling. Sociale interactie is hierbij volgens haar het belangrijkste leermiddel: in de wereld van verpleegkundigen wordt er relatief weinig uit boeken geleerd. Verpleegkundigen leren juist veel door te zien hoe een collega iets doet en daar samen op te reflecteren. Petra constateert dat er echter veel te weinig feedback wordt gegeven: dit kan volgens haar beter. Dan zijn er nog de talloze vergaderingen en andere overlegvormen. Als deze nou zo worden ingericht dat er meer leermogelijkheden zijn, bijvoorbeeld in de vorm van intervisiegroepen... 

Hoe kan het leerklimaat in een onderneming worden verbeterd?

Intervisiegroepen kunnen worden opgericht. Hierin praten werknemers onder begeleiding over leersituaties op het werk. Het is nuttig om eens te horen hoe anderen zij omgaan met leersituaties. In een intervisiegroep kun je ook meerdere leerstijlen uitproberen.

In het meest gunstige geval leidt een discussie over leerstijlen tot een veel bredere discussie over de manier waarop de organisatie is georganiseerd. De grootste struikelblokken voor effectief leren liggen namelijk vaak bij de plek die nieuwkomers in een organisatie krijgen. Krijgen zij wel toegang tot de kennis die zij nodig hebben? 

Kanttekeningen

De volgende waarschuwingen zijn bedoeld voor mensen die willen meedoen aan een leerstijltest. Hoe nuttig het instrument leerstijl ook is, houd het volgende in je achterhoofd.

Hokjesgeest

Onderzoek naar leerstijlen heeft nog geen theorie opgeleverd waarover iedereen het eens is. Onderzoekers vinden kennelijk steeds weer nieuwe invalshoeken om leerstijlen te beschrijven. Er is nog geen theorie als 'winnaar' uit de bus gekomen. Dit laat zien dat het belang van elk 'hokje' maar relatief is. Sommige hokjes hebben negatieve namen. Zou je bijvoorbeeld liever uit de test komen als een ‘diepe leerder’ of een als een ‘oppervlakkige leerder’ - dit is een onderscheid dat door een test wordt gemaakt. Zeker bij dit soort woordgebruik is het gevaarlijk om jezelf te zien als iemand die in een hokje past ("zo ben ik dus").

Het probleem met vragenlijsten

Neem de volgende vraag, die voorkomt in een test naar leerstijlen: "Los ik problemen het liefst op een traditionele manier op? Ja of nee?" Deze vraag is heel moeilijk te beantwoorden. Want welk soort 'problemen' moet je je hierbij voorstellen? Een rekensom? Het Palestijns-Israëlisch conflict? Dit laat zien dat de manier waarop je een probleem oplost, afhangt van het soort probleem. En dat wordt meestal niet genoemd in de vraagstelling.

Aanbevolen websites

Bronnen

  • Berings, M.G.M.C., Poell, R.F., & Simons, P.R.J. Conceptualizing on-the-job learning styles.
  • Should we be using learning styles? Frank Coffield, University of London.

Met dank aan Marjolein Berings

Auteur: Erik Weijers

Je bent hier: Home Functioneren Ontwikkelingsvaardigheden Leerstijlen