Het Nederlandse onderwijsstelsel

Van je vierde tot ongeveer je twaalfde zit je op de basisschool. Hierna ga je naar het voortgezet onderwijs dat - afhankelijk van de schoolsoort die je kiest - vier, vijf of zes jaar duurt. Na het behalen van je middelbare schooldiploma kun je kiezen voor een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of het hoger onderwijs (hbo en universiteit). 

Voortgezet onderwijs

Praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen voor wie - om wat voor reden dan ook - het vmbo niet geschikt is. Voor iedere leerling wordt een individueel ontwikkelingsplan opgesteld en er is veel individuele begeleiding. Het praktijkonderwijs duurt zes jaar.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)

Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) bereidt je voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het vmbo duurt vier jaar. Voor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, is er het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo).
Het vmbo is onderverdeeld in vier leerwegen, van heel praktisch tot vooral theoretisch:

  • Basisberoepsgerichte leerweg. Met een vmbo-basisdiploma kun je een mbo-2-opleiding (basisberoepsopleidng) volgen. Deze leerweg is geschikt voor als je praktisch bent ingesteld.
  • Kaderberoepsgerichte leerweg. Met een vmbo-kaderdiploma kun je een mbo-3- of mbo-4-opleiding volgen (vak- of middenkaderopleiding). Deze leerweg is vooral geschikt als je het liefst kennis opdoet in de praktijk.
  • Gemengde leerweg. Met een vmbo-gl-diploma kun je een mbo-3- of mbo-4-opleiding volgen (vak- of middenkaderopleiding) of doorstromen naar het havo.
  • Theoretische leerweg (oude mavo). Met een vmbo-tl-diploma kun je een mbo-3- of mbo-4-opleiding (vak- of middenkaderopleiding) gaan volgen of doorstromen naar het havo.

Alle vier de leerwegen leiden naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Aan het einde van het tweede leerjaar maak je een keuze voor een sector. Er zijn vier sectoren:

  • Zorg en Welzijn
  • Techniek
  • Economie
  • Landbouw

Binnen deze sectoren bestaan weer beroepsgerichte programma’s. Maar er zijn ook programma's die elementen uit verschillende sectoren combineren, zogenaamde intersectorale programma’s. Met een vmbo-diploma op zak kun je beginnen aan een mbo-opleiding of verdergaan aan het havo.

Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)

Het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) bereidt je voor op een hogere beroepsopleiding (hbo). Het havo duurt vijf jaar. Aan het einde van het derde leerjaar kies je een profiel. Een profiel bestaat uit een onderwijsprogramma dat je voorbereidt op een opleiding aan een hogeschool (hbo) of universiteit (wo). De vier profielen zijn:

  • Cultuur en Maatschappij (C&M)
  • Economie en Maatschappij (E&M)
  • Natuur en Techniek (N&T)
  • Natuur en Gezondheid (N&G)

Elk profiel heeft een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is. Daarnaast is er een profieldeel dat elk van de profielen kenmerkt en is er een vrij deel waarin je zelf kunt bepalen welke vakken je volgt. Na het behalen van je havo-diploma kun je beginnen aan een hbo-opleiding of verdergaan met het vwo.

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)

Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt je voor op een studie aan een universiteit. Er zijn twee typen vwo: atheneum en gymnasium. Bij het gymnasium maken de klassieke talen Latijn en Grieks onderdeel uit van het lesprogramma en doe je in één van de twee talen examen. Volg je het atheneum, dan mag je zelf weten of je een klassieke taal kiest. Het vwo duurt zes jaar. Net als op het havo kies je in de bovenbouw van het vwo een profiel:

  • Cultuur en Maatschappij (C&M)
  • Economie en Maatschappij (E&M)
  • Natuur en Techniek (N&T)
  • Natuur en Gezondheid (N&G)

Na het behalen van je vwo-diploma kun naar de universiteit, maar je kunt ook kiezen voor een hbo-opleiding. 

Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) leidt je op voor een groot aantal middenkaderfuncties, variërend van beveiliger tot analist. Bij alle opleidingen in het mbo staat de aansluiting met de praktijk voorop. Het mbo kent vier niveaus, vier sectoren en twee leerwegen. De duur van de opleidingen loopt afhankelijk van het niveau uiteen van een half tot vier jaar. Je wordt tot het mbo toegelaten als je een vmbo-diploma hebt of een overgangsbewijs naar havo/vwo 4.

Vier niveaus

  • Niveau 1: assistentenopleiding
  • Niveau 2: basisberoepsopleiding 
  • Niveau 3: vakopleiding 
  • Niveau 4: middenkaderopleiding en specialistenopleiding

Vier sectoren

De opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs zijn onderverdeeld in vier sectoren:

  • Zorg en Welzijn
  • Techniek 
  • Economie 
  • Landbouw

Regionale opleidingscentra (roc’s) bieden opleidingen aan in de sectoren Zorg en Welzijn, Techniek en Economie en verzorgen daarnaast opleidingen in de volwasseneneducatie (vavo). Vakscholen richten zich op de opleidingen voor één branche, zoals de grafische sector of de scheepvaart. De agrarische opleidingencentra (aoc’s) verzorgen de opleidingen voor de landbouwsector, zoals plant- en dierverzorging, groene vormgeving en milieubeheer.

Twee leerwegen

Het mbo kent twee verschillende leerwegen of leerroutes: de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).

BOL

Volg je een opleiding via de beroepsopleidende leerweg, dan ben je veertig tot tachtig procent van de tijd met theorie bezig. Tijdens de opleiding loop je een of meerder stages. Je leert dus vooral op school. Het merendeel van de bol’ers zijn jong en komen direct van het vmbo of het havo.

BBL

Een opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg is juist meer gericht op de praktijk, minimaal zestig procent van de tijd breng je al werkend bij een bedrijf door. Veel bbl-leerlingen werken vier dagen per week in een leerbedrijf (met een arbeidscontract) en gaan een dag in de week naar school. Bbl-leerlingen zijn vaak al wat ouder (21+) en hebben al werkervaring opgedaan. Ze volgen een opleiding om hogerop te komen of willen alsnog een diploma halen.

Na het behalen van je mbo-diploma kun je op zoek gaan naar een baan, maar je kunt ook besluiten om nog even op school te blijven. Heb je een mbo-2- of mbo-3-opleiding afgerond, dan kun je ervoor kiezen door te stromen naar een hoger mbo-niveau. Een mbo-4-diploma geeft toegang tot het hbo.

Hoger onderwijs

Hoger beroepsonderwijs (hbo)

Een hbo-bacheloropleiding leidt je op voor een hogere functie in het bedrijfsleven of bij de overheid en duurt vier jaar. Het onderwijs wordt verzorgd door hogescholen. Na het afronden van je studie mag je de titel Bachelor (B) voeren (gevolgd door het vakgebied) of ingenieur (ing.) als het een technische studie betreft. Je kunt op zoek gaan naar een baan, maar je kunt ook doorstromen naar een hbo- of een universitaire master. Wil je een wo-master volgen, dan moet je eerst een schakelprogramma doorlopen.

Het hbo biedt voltijd-, deeltijd en duale bacheloropleidingen aan. Het eerste jaar van de opleiding wordt de propedeuse genoemd. Met je propedeuse op zak kun je ook doorstromen naar de universiteit. Vaak worden dan wel aanvullende eisen gesteld. Met een havo-, vwo- of mbo 4-diploma word je toegelaten tot het hbo. Ben je 21 jaar of ouder en voldoe je niet aan de vooropleidingseisen, dan kun je deelnemen aan het colloquium doctum, ook wel de 21+-toets. Als je slaagt voor dit toelatingsexamen, mag je alsnog aan de studie beginnen.

Naast vooropleidingseisen kunnen de instellingen nog aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld aan je fysieke gesteldheid of muzikaliteit. Er zijn verkorte opleidingstrajecten mogelijk, bijvoorbeeld wanneer je in het bezit bent van een vwo-diploma. Voor sommige opleidingen in het hbo geldt een numerus fixus. Dat wil zeggen dat deze opleidingen jaarlijks een maximum aantal eerstejaars studenten toelaten.

Associate degree

Naast bacheloropleidingen bieden hogescholen ook associate degrees aan. Dit zijn tweejarige hbo-opleidingen die vooral bedoeld zijn voor mbo'ers die na hun opleiding door willen studeren, maar geen vierjarige hbo-bacheloropleiding willen volgen. Na afronding van de opleiding mag je de titel associate degree (Ad) voeren.

Universiteit

Met een vwo-diploma, een hbo-propedeuse of een hbo-bachelordiploma word je toegelaten tot het wetenschappelijk onderwijs. Daarnaast geldt - net als in het hbo - het colloquium doctum, een toelatingsexamen voor studenten in spe van 21 jaar en ouder die op grond van hun diploma’s niet direct toelaatbaar zijn. Slaag je voor deze toets, dan mag je aan de studie beginnen. Evenals het hbo kent het wetenschappelijke onderwijs ook enkele opleidingen met een numerus fixus. Geneeskunde is hier een bekend voorbeeld van.

Een universitaire studie bestaat uit twee delen: een bachelor en een master. Een bacheloropleiding duurt drie jaar. Rond je deze studie met succes af, dan mag je - afhankelijk van de gevolgde opleiding -  de titel Bachelor of Arts (BA) of Bachelor of Science (BSc) voeren. Om een universitair einddiploma te behalen, moet je een master volgen. Een master duurt één of twee jaar en leidt - afhankelijk van de opleiding - tot de graad Master of Arts (MA) of Master of Science (MSc). Na het behalen van je bul – zo wordt het universitaire diploma ook genoemd - kun je de arbeidsmarkt betreden of promoveren. Je doet dan onderzoek (vier jaar) en combineert dit met een baan als docent aan de universiteit. Als je bent gepromoveerd, krijg je de titel PhD (Doctor of Philosophy).

Het Nederlandse onderwijsstelsel in schema

Onderwijssysteem in nederland

Bron: Wikipedia

Bronnen

  • Brochure 'Voortgezet onderwijs 2012 - 2013, gids voor ouders, verzorgers en leerlingen'. Uitgegeven door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2012. 
  • Rijksoverheid.nl.

Auteur: Marieke van Oosterhout

Je bent hier: Home Opleiding Het Nederlandse onderwijsstelsel