Kritisch denken

Kritisch denken betekent dat je onafhankelijk van anderen informatie analyseert en beoordeelt. Je komt door zorgvuldig na te denken tot je eigen, gefundeerde conclusies. De eisen die daarbij aan je gesteld worden, verschillen al naargelang het niveau van je functie of opleiding.

Wat is kritisch denken?

Er bestaan allerlei definities van kritisch denken. De belangrijkste elementen van de verschillende definities zijn:

  • Vooroordelen en subjectiviteit herkennen
  • Onderscheid maken tussen hoofdzaken en bijzaken
  • Onderscheid maken tussen irrelevante en relevante informatie
  • Redelijke criteria hanteren bij het beoordelen van informatie
  • Bewijzen of tegenvoorbeelden zoeken bij een bewering
  • Alternatieve opvattingen overwegen
  • Bereid zijn van mening te veranderen op grond van nieuwe informatie, bewijzen en argumenten
  • Jezelf vragen stellen over beweringen en conclusies, definities en bewijzen, de norm, meningen en overtuigingen
  • Tegenstellingen en tegenstrijdige informatie waarnemen
  • Bereid zijn om je eigen standpunten, opvattingen en overtuigingen uit te leggen, te verdedigen en aan te passen
  • Zorgvuldig en welbewust bepalen in welke mate je een bewering zult aanvaarden of verwerpen
  • Informatie verzamelen en kennis verwerven over een kwestie voordat je tot een oordeel komt.

Kritisch denken is vaak een proces van bevragen, onderzoeken, bediscussiëren, doorgronden, heroverwegen, reflecteren, herzien, aanpassen en herformuleren.

Kritisch denken is een essentiële vaardigheid en een belangrijke soft skill voor een ambitieuze professional. Een kritische houding is echter niet alleen belangrijk op de werkvloer, maar ook in het dagelijks leven. Het stelt je in staat om beter te argumenteren en helder te communiceren. Bovendien ben je weerbaar tegen manipulatietechnieken en ben je beter in staat om gefundeerde conclusies te trekken. Dit draagt bij aan een succesvolle carrière en een goede persoonlijke ontwikkeling.

Oefenen in kritisch denken

Je kunt je vermogen om kritisch te denken ontwikkelen door een onderzoekende en nieuwsgierige houding aan te nemen:

  • Carrièretijger studeert kritisch met meerdere bronnenVertrouw niet op je kennis en ervaring, maar stel overal vragen bij.
  • Neem geen genoegen met simpele antwoorden. Duik er dieper in, bekijk de kwestie van verschillende kanten.
  • Lees veel verschillende bronnen rond het onderwerp. Contrasteer verschillende zienswijzen.
  • Onderzoek je eigen vooroordelen en denkfouten (biases) en daag ze uit.

Breng deze kritische denkvaardigheden regelmatig in de praktijk bij belangrijke onderwerpen waar je in je studie of werk mee bezig bent.

Kritisch denken als competentie

Een competentie is een in gedrag waarneembare combinatie van kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten waarmee je in praktijksituaties je werk goed kunt doen. De competentie kritisch denken (of: kritisch denkvermogen, kritisch inzicht) staat op menige lijst met algemene competenties.

Kritisch denken is één van de elf 21e eeuwse vaardigheden die nodig zijn om te kunnen functioneren in de moderne kennissamenleving.

Kritisch denken op verschillende niveaus

Kritisch denken heb je nodig in banen waarin je zelfstandig tot gefundeerde beslissingen moet komen. Daarbij kunnen de eisen die aan je gesteld worden, verschillend zijn. Van een mbo-verpleegkundige worden andere beslissingen verwacht dan van een gespecialiseerde anesthesieverpleegkundige met een hbo-opleiding. Ben je daarentegen afgestudeerd anesthesist, dan moet je weer tot een ander oplossingsniveau weten te komen. En ben je wetenschapper, dan denk je kritisch als onderdeel van de wetenschappelijke methode en moet je voortdurend je eigen conclusies in twijfel trekken.

Al deze mensen moeten tot op zekere hoogte kritisch kunnen denken. Waarin zitten hem de verschillen?

1. Reikwijdte van het probleem of vraagstuk

De problemen en vraagstukken waarmee je geconfronteerd wordt verschillen naar het niveau van je functie of opleiding.

  • Werk je op mbo-niveau, dan krijg je maken met specifieke, vastomlijnde problemen. Je hebt in je opleiding geleerd hoe je bepaalde problemen moet oplossen en wat je daarbij wel en niet mag. Op mbo-niveau komt kritisch denken neer op het toepassen van vakkennis in een concrete situatie, met middelen en aanwijzingen van anderen.

Voorbeeld 1: als mbo-verpleegkundige mag je bepaalde verpleegtechnische handelingen uitvoeren, zoals het aanleggen van infusen. Je mag niet zelf doseringen aanpassen of de toedieningsvorm wijzigen. Als je vindt dat daar wel aanleiding voor is, dan moet je overleg plegen met een arts. Veel van de handelingen die je verricht worden gecontroleerd door een collega. Dat is vastgelegd in protocollen.

Voorbeeld 2: een systeembeheerder merkt dat bepaalde software op het netwerk niet meer werkt. Hij vindt een foutmelding in een logfile en zoekt deze op in de kennisbank van de leverancier. Daarin staat dat hij bepaalde software moet upgraden als dit probleem zich voordoet. Zo lost hij een praktisch probleem op. De oplossing is in feite door anderen aangereikt.

  • Heb je een functie op hbo-niveau, dan word je vaker geconfronteerd met specifieke problemen in je vakgebied, waarbij van je gevraagd wordt dat je oog houdt voor het grotere geheel. Op hbo-niveau moet je producten kunnen ontwikkelen en problemen zelfstandig kunnen onderzoeken en oplossen, op zo'n manier dat het grotere geheel blijft werken of er voordeel van heeft.

Voorbeeld 1: hbo-verpleegkundigen kunnen zich specialiseren tot consulent op een bepaald terrein, bijvoorbeeld tot diabetesconsulent of wondverzorgingsconsulent. Zo'n consulent krijgt vragen van andere verpleegkundigen over moeilijke situaties. Ook wordt de consulent geacht mee te denken over het ziekenhuisbeleid op het specifieke terrein. De consulent kan bijvoorbeeld aanbevelingen doen voor het protocol om doorligwonden te voorkomen. Zo'n protocol betreft het hele ziekenhuis en de consulent moet dus de belangen van een grote groep overzien.

Voorbeeld 2: een software engineer met HBO-ICT krijgt een melding van een klant dat de software die hij gemaakt heeft, niet meer werkt. Hij reproduceert het probleem in zijn ontwikkelomgeving en bekijkt het resultaat. Hij ontdekt hij dat een bepaalde functie in de software een ander resultaat oplevert dan verwacht. Hij onderzoekt nog eens goed hoe de functie precies zou moeten werken en bekijkt of dat in alle omstandigheden goed gaat. Hij herschrijft het stukje van de software, test het en meldt aan de systeembeheerders dat ze dat gedeelte van de software moeten upgraden.

  • Ligt je functie op wo-niveau, dan zul je vaker te maken krijgen met gegeneraliseerde complexe problemen. Je wordt geacht het probleem op te lossen met oog voor details én het grotere geheel. De oplossing heeft vaak een algemenere toepasbaarheid of geldigheid dan alleen een bepaalde situatie. Je moet kunnen redeneren en bewijzen, waarbij je altijd de wetten van de logica volgt en je op wetenschappelijke bronnen baseert.

Voorbeeld 1: een arts die in een ziekenhuis te maken heeft met patiënten met doorligwonden kijkt niet alleen naar de praktijk van doorligwonden, maar onderzoekt ook de oorzaak in het lichaam. De arts wil niet alleen weten dát er doorligwonden optreden in bepaalde omstandigheden, maar ook hoe en waarom. Hij of zij doet onderzoek naar weefsels, cellen en moleculen. Daar heeft het ziekenhuis in eerste instantie niks aan, maar op termijn worden zo misschien nieuwe preventie- of diagnosemethoden ontdekt.

Voorbeeld 2: een informaticus op wo-niveau onderzoekt de software van de Ariane-raket, die kort na de lancering op 4 juni 1996 crashte als gevolg van een softwarefout. De fout had te maken met het representeren van getallen in de computer. Hij gaat op zoek naar een wiskundig model en past het ontwerp van de software zo aan dat de juistheid wetenschappelijk kan worden bewezen. Dat de software werkt is niet genoeg: hij moet kunnen aantonen dat deze onder alle omstandigheden werkt.

  • Ben je een fundamenteel wetenschapper, dan werk je per definitie aan veralgemeniseerde problemen en vraagstukken. Je moet ze oplossen met aandacht voor details, maar ook zo dat ze een algemene geldigheid hebben.

Voorbeeld 1: wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat zilver een gunstige werking heeft tegen wildgroei van bacteriën. Een groep wetenschappers onderzoekt of zilver ook nuttig toegepast kan worden bij doorligwonden. Ze bekijken vraagstukken als: hoe werkt zilver op de bacteriehuishouding? Is er een alternatief voor zilver dat misschien nog beter werkt? Zijn er wonden waar zilver wel werkt en wonden waar dat niet zo is? Ze houden zich ook bezig met de vraag hoe ze onomstotelijk kunnen vaststellen dat hun bevindingen wetenschappelijk geldig zijn.

Voorbeeld 2: achter de treinenloop van de Spoorwegen gaat jarenlang wetenschappelijk onderzoek schuil. Het is namelijk een uiterst complex vraagstuk hoe je software maakt die rekening houdt met alle elementen die een rol spelen bij het in elkaar zetten van een dienstregeling. Een groep wetenschappers heeft gewerkt aan nieuwe wiskundige modellen waarmee deze software gemaakt kon worden. Deze wiskundige modellen zijn zo abstract dat je er niet in kunt herkennen dat het gaat om trein X met vier treinstellen, die om 3 uur 's middags van A naar B rijdt, met machinist Piet op de bok en conducteur Kees als kaartjesknipper.

2. Vakkennis

De hoeveelheid vakkennis die je geacht wordt te bezitten verschilt (vanzelfsprekend) per opleidingsniveau.

  • Op mbo-niveau is de opgedane vakkennis vastomlijnd. Je hebt in de uitoefening van je vak beperkte zelfstandigheid.
  • Ook op hbo-niveau is de opgedane vakkennis vastomlijnd, maar je hebt ook geleerd zicht te hebben op een breder gebied. Bovendien verdiep je je meer in waarom iets werkt zoals het werkt. Je leert dus niet alleen concrete problemen oplossen, maar ook de juiste vragen stellen achter de problemen. Je hebt dan ook kritisch inzicht en kunt onverwachte problemen oplossen.
  • Heb je een universitaire opleiding, dan leer je theoretisch te denken. De opleiding is meestal minder gericht op de uitoefening van een specifiek beroep. Je kennis is toepasbaar vanuit de theoretische achtergrond en verschilt met de situatie. Je bent inzetbaar voor bredere problemen, omdat je geleerd hebt hoe je die (algemene) problemen kunt analyseren.
  • Ben je wetenschapper, dan is je kennis vooral theoretisch en fundamenteel. De toepasbaarheid van kennis komt pas in tweede instantie, omdat eerst de fundamentele vragen aan bod moeten komen. Er is veel ruimte voor twijfel aan de waarheid. Je analyseert problemen tot op het bot.

Van mbo-niveau naar hbo-niveau

Als je je ontwikkelt vanuit een mbo-niveau naar hbo-niveau, dan moet je aandacht schenken aan je vermogen om kritisch te denken. Hoe doe je dat?

  • Carrièretijgerin in mantelpakjeOntwikkel meer vakkennis, bijvoorbeeld door extra scholing.
  • Leer over de grenzen van je vakgebied heen te kijken. Als je een probleem of vraagstuk oplost, vraag jezelf dan af voor welke andere gebieden jouw oplossing consequenties heeft. Naarmate je dat meer gewend bent, zul je meer en meer een helikopterview ontwikkelen. Dat wordt van je verwacht als je op hbo-niveau werkt.
  • Leer twijfelen aan de juistheid van wat je geleerd hebt. Als er een vraagstuk voorligt, wees je er dan van bewust dat er meer antwoorden mogelijk zijn. Stel jezelf vragen en bedenk alternatieven.
  • Leer argumenten op hun juistheid te toetsen. Vaak zijn aangevoerde argumenten helemaal niet zo waar als ze lijken. Door de volgorde waarin ze geplaatst zijn of hoe ze gebracht worden hebben ze een bepaalde uitwerking op jouw gedachtegang. Je wordt erdoor beïnvloed. Het is de kunst dit soort overtuigings- en beïnvloedingstactieken te doorzien en je eigen mening te vormen op basis van valide argumenten. Dit is moeilijk, maar het valt te leren. Je moet daarvoor analytisch denken. Op die manier kun je doordringen tot de kern van een probleem.

Kritisch denken als kernkwaliteit

Volgens het model van de kernkwaliteiten en kernkwadranten kan kritisch denken net als elke kwaliteit doorslaan naar een valkuil. Je bent dan te kritisch en anderen zien dat als een slechte eigenschap. Jouw uitdaging is om dat te voorkomen. Als kritisch denken een kernkwaliteit van je is, dan kun je daarbij ook allergieën hebben en je ergeren aan bepaald gedrag van anderen.

Wat is de valkuil van kritisch denken?

De een is kritisch, jij bent kritischer. Dat is een kwaliteit. Maar kun je ook té kritisch zijn? Jazeker. Overmatige kritisch denken kan doorslaan naar:

  • Je rebels gedragen en overdreven confronterend, kribbig of zelfs ruzieachtig zijn in discussies.
  • Het overanalyseren van vraagstukken en beslissingen, wat kan leiden tot besluiteloosheid en verlamming. Je bent voortdurend bezig met analyseren en onderneemt geen actie.

  • Perfectionisme: je stelt onnodig hoge eisen aan jezelf en aan anderen, wat kan leiden tot gevoelens van ontevredenheid, frustratie en stress.

  • Overdreven sceptisch zijn: je trekt alles in twijfel en wilt informatie van anderen niet accepteren zonder uitgebreide analyse. Hierdoor kun je moeilijk met collega's samenwerken binnen een team.

  • Negativiteitsbias en pessimisme: je richt je meer op negatieve aspecten en potentiële risico's, dan op positieve elementen en kansen.
  • Overtuigd zijn van het eigen gelijk en moeite hebben met het ontvangen van feedback. Je reageert defensief of afwijzend en bent ervan overtuigd dat je eigen analyse of zienswijze beter is.
  • Anderen onderbreken of overstemmen in vergaderingen en gesprekken.
  • Overdreven accuraat zijn en muggenziften over details.

Wat zijn jouw uitdagingen of leerdoelen?

Belangrijke leerdoelen om te voorkomen dat kritisch denken doorslaat naar een valkuil zijn:

  • Besluitvaardig zijn, de knoop durven doorhakken en actie ondernemen.

  • Respect hebben voor de expertise en het kritisch vermogen van collega's en op hen vertrouwen.
  • De situatie optimistisch en met een positieve blik bekijken.

  • Ondernemend zijn: geneigd zijn tot actie. Je blijft niet stilzitten als er iets moet gebeuren, maar gaat actief aan de slag.

Wat zijn je allergieën?

Als je zeer kritisch bent, dan kun je je ergeren aan iemand die:

  • Onkritisch of weinig kritisch is en informatie of ideeën klakkeloos accepteert, zonder de geldigheid of betrouwbaarheid ervan te verifiëren.
  • Als een meegaande ja-knikker overdreven vertrouwen heeft in de autoriteit van leidinggevenden, externe adviseurs of senior collega's.
  • Alleen informatie zoekt en selecteert die zijn bestaande overtuiging bevestigt (bevestigingsbias) en geen alternatieve perspectieven overweegt.
  • Vasthoudt aan bestaande werkwijzen en weerstand uitoefent tegen verandering.
  • Niet logisch redeneert of beslissingen baseert op emoties of anekdotisch bewijs.
  • Zich niet bewust is van zijn cognitieve vooroordelen.
  • Weinig nieuwsgierig is.
  • Niet open staat voor kritische feedback.

Bij een sollicitatie aantonen dat je kritisch kunt denken

Hoe toon je bij een sollicitatie aan dat je een kritische denker bent?
Noem voorbeelden waarbij je je eigen mening vormde op basis van argumenten en waarbij je veel verschillende aspecten in het oog hebt gehouden.

Verpleegkundige Silvia Biersteker zegt bijvoorbeeld: "Ik kijk in mijn werk altijd verder dan vandaag. Een patiënt moet zo snel mogelijk weer naar huis kunnen. Bij een patiënt die twee dagen antibiotica per infuus heeft gekregen vraag ik me af of de patiënt niet kan overstappen op pillen, zodat hij sneller naar huis kan. Zo'n vraag bespreek ik met de arts en vaak wordt er dan actie ondernomen. Dat is fijn voor de patiënt en het kost nog minder ook."

Voorbeelden van competentiegerichte vragen over kritisch denken tijdens het sollicitatiegesprek:

  • Geef een voorbeeld van een situatie waarin je je oordeel hebt aangepast nadat je nog eens goed had nagedacht.
  • Beschrijf een voorval waarbij je de beschikbare informatie niet vertrouwde of onvoldoende vond. Wat heb je gedaan en wat waren je conclusies?

Aanbevolen websites

Auteur: Ysolde Bentvelsen

Je bent hier: Home Functioneren Professionele vaardigheden Rationeel denken Kritisch denken